Henri Willems, oud lasser
Het lijkt alweer een eeuwigheid geleden dat Henri Willems elke ochtend zijn boterhammen smeerde en de fiets pakte naar zijn werk. ‘Zeven jaar, zo lang zit ik nu thuis’, zucht de 45-jarige oud-lasser. Willems heeft COPD, allergische beroepsastma en longspasmen. Hij betreurt het nog elke dag dat hij daardoor niet meer kan werken. ‘Ik hield van het lassen en de collegialiteit. We maakten schitterende producten. Maar die tijd is voorgoed voorbij.’
Als ik uit een tank stapte, zat ik helemaal onder het stof
Willems werkte veertien jaar voor een bedrijf waar hij enorme stalen opslagtanks in elkaar laste. ‘Het halve dorp moest worden afgezet als zo’n tank de fabriek uit rolde en de weg op ging’, blikt hij terug. Zijn werk had echter ook een keerzijde. Tijdens het lassen en wegslijpen van de lasnaden kwamen grote hoeveelheden toxische rook en fijnstof vrij. De juiste bescherming daartegen ontbrak. ‘De mondkapjes die we kregen waren simpele, goedkope dingen. En op drie grote hallen hadden we welgeteld één mobiele afzuiger. Als ik uit een tank stapte, zat ik helemaal onder het stof.’
Per ambulance naar het ziekenhuis
Het werk eist uiteindelijk zijn tol. Eind 2014 loopt Willems een longontsteking op. Hij is regelmatig benauwd, voelt vaak druk op de borst. Hij besluit naar de huisarts te gaan. Die stuurt hem direct per ambulance naar het ziekenhuis. ‘Mijn longen zijn kapot, werd mij daar verteld. Afgestorven longblaasjes. Sindsdien is het verder achteruitgegaan. Ik heb nu nog maar 28 procent van mijn longinhoud over.’
Overdag zit hij regelmatig aan een zuurstofapparaat. ’s Nachts heeft hij een neusbrilletje op. In zeven jaar tijd is hij negen keer met een acute ingeklapte long opgenomen op de intensive care. ‘Dan is het alsof een olifant op mijn borst zit’, zegt hij met pijnlijke blik. Buiten verplaatst hij zich met een scootmobiel. Thuis is er een traplift.
Ik wilde er alles aan doen om terug te komen
Vooral in het begin is die beperkte bewegingsvrijheid voor Willems moeilijk te verteren. ‘In het revalidatiecentrum moest ik opschrijven wat ik wilde bereiken. Dat was veel. Ik wilde er alles aan doen om terug te komen. Maar elke week moest ik mijn doelen naar beneden bijstellen. Na twaalf weken was de conclusie dat ik niets meer kon. Ik moest mijn energie maar gewoon over de dag verdelen. Dat was een regelrechte domper. Ik heb drie opgroeiende kinderen. Ik trainde het voetbalelftal van mijn zoon en was actief in een stichting die activiteiten organiseert voor jong en oud. Je bent in de bloei van je leven, maar in één keer kom je thuis te zitten en kun je weinig meer. Het hele gezin draait nu om mij, dat zou andersom moeten zijn.’
Het geld is een mooi begin
Hoewel Willems zeker niet zielig gevonden wil worden, schuwt hij de aandacht voor zijn ziekte niet. Naar aanleiding van zijn optreden in het boekje Opgelucht (Long Alliantie Nederland) en de overheidscampagne Hoe veilig werk jij? ging hij in gesprek met de Commissie Heerts, die kort daarna het advies voor de nieuwe tegemoetkomingsregeling uitbracht. Willems is blij dat er compensatie komt voor mensen met een beroepsziekte als gevolg van bepaalde gevaarlijke stoffen. ‘Het geld is een mooi begin voor iemand die ziek is. Want denk maar niet dat alles wordt vergoed. Van de reiskosten naar het ziekenhuis, hulpmiddelen, aanpassingen in huis, medicatie tot het stroomgebruik van het zuurstofapparaat aan toe. We hebben het grotendeels zelf betaald, vooral dankzij mijn vrouw die fulltime is gaan werken. Het is goed dat er geld voor slachtoffers komt, maar ook dat mijn beroepsziekte door een onafhankelijke partij wordt erkend. Dat is eigenlijk nog veel belangrijker.’
Erkenning
Die erkenning zal hij van zijn oud-werkgever wel nooit krijgen, denkt Willems. Zijn proces tegen het bedrijf loopt al jaren. Hij blijft strijdvaardig, terwijl zijn geduld steeds meer op de proef wordt gesteld. ‘De werkgever ontkent alles, die gooit het op heel andere dingen. Ze hopen gewoon dat je er vanaf ziet. Maar weet je wat nu het positieve is? Op aangeven van mijn vrouw is de Inspectie SZW daar geweest. Oud-collega’s vertellen dat de zaken nu wél op orde zijn. Voor mij mag het dan te laat komen, maar voor die jongens ben ik blij. Wat mij is overkomen, dat gun ik echt niemand.’